Het is zeker niet de nieuwste biënnale die ter promotie van een stad uit de grond is gestampt. SCAPE Biennial of Art in Public Space in Christchurch, Nieuw-Zeeland, bestaat sinds 2000 en onderscheidt zich van andere biënnales door de focus op kunst in de openbare ruimte. Oprichter en directeur Deborah McCormick stelde zich destijds tot doel haar mede-stadsbewoners wat ruimdenkender te krijgen en bekend te maken met hedendaagse kunst. De biënnale van 2008 hoopt bovendien de weg te wijzen naar een betere, meer leefbare invulling van de publieke ruimte in de stad. Behoorlijk hoge verwachtingen, voor een tentoonstelling.
Christchurch staat bekend als een wat conservatieve stad; het was lange tijd niet erg multicultureel en werd gezien als bastion voor all things English. Het straatbeeld wordt nog steeds mede bepaald door neo-gotische architectuur en tieners in schooluniform.
Nieuw-Zeeland doet sinds 2001 mee aan de biënnale van Venetië; de kosten en noodzaak daarvan kwamen overigens in de pers aan de orde. Christchurch, de derde stad van het land, kent al sinds 1932 een ‘gallery’ met collectie, Christchurch Art Gallery Te Puna o Waiwhetu, maar pas in de afgelopen jaren begon het een voor hedendaagse kunst interessante programmering te voeren en oogt het, met een nieuw gebouw, als een museum voor moderne kunst. De twee voornaamste kunstruimtes in de stad, The Physics Room en High Street Project, werden beide opgericht in de jaren negentig. De kunstscene, zou je kunnen zeggen, moet nog volwassen worden.
wrevel
De tweede SCAPE biennale leverde een mediarelletje op. Het plan om op het centrale plein voor de kathedraal van Christchurch twee enorme konijnen te plaatsen lekte uit en leidde tot flinke discussie in de media, o.a. middels zestien ingezonden brieven naar een lokale krant. De twee sculpturen van Michael Parekowhai (NZ) waren bedoeld als een verwijzing naar het koloniale verleden van Christchurch en de gevolgen ervan voor de Maoricultuur. Een van de konijnen, hier gebruikt als toonbeeld van Britse cultuur, zou rechtop staan, het andere zou dood op het plein komen te liggen. Toch was het niet zozeer de inhoud van dit werk dat wrevel opriep, maar eerder de kosten ervan: 20,000 NZ dollar (nu ruim 8000 euro), hetgeen verspilling van belastinggeld werd geacht. Geen onlogische reactie misschien, voor een stad die tot nog toe weinig kunst op straat voorgeschoteld kreeg en waarschijnlijk daardoor meende ook prima zonder te kunnen. Het plan van Parekowhai vond uiteindelijk geen doorgang. Dat moet voor de organisatie wrang zijn geweest, vooral omdat juist het doel was een voor iedereen toegankelijke tentoonstelling te maken; met opzet waren juist voor het plein de twee Disney-achtige reuzenkonijnen gekozen.
Het lijkt, anno 2008, alsof er toch iets veranderd moet zijn aan de mentaliteit in Christchurch. Wellicht is het lokale publiek na acht jaar biënnales en een ontwikkelende hedendaagse kunstscene wel wat gewend. Het centrale plein is dit jaar het speelterrein van Atelier Van Lieshout, dat er, in wat juist wel een bewuste provocatie lijkt, een kolossale spermatozoïde heeft neergelegd. Het kopje van de zaadcel, waaronder mensfiguren geplet worden, is toegankelijk en bevat een bed. Daarnaast doet het hier vooral dienst als informatiekiosk voor bezoekers van de biënnale en als klimobject voor kinderen. Oproer is dit jaar uitgebleven – zelfs de deken van Christchurch Cathedral, Peter Beck, had geen bezwaar tegen plaatsing van de zaadcel voor de entree van de kathedraal: ‘It certainly makes you think.’ meldde hij The New Zealand Herald.
towards a new culture of space
Dit jaar werd SCAPE samengesteld door zowel een Nieuw-Zeelandse als een overzeese curator. Danae Mossman was tot vorig jaar directeur en programmeur van de genoemde Physics Room in Christchurch; Fulya Erdemci was onder andere directeur van de International Istanbul Biennial en initieerde, eveneens in Istanbul, een serie exposities in de publieke ruimte. Onlangs begon Erdemci als directeur bij SKOR (Stichting Kunst en Openbare Ruimte) in Amsterdam.
De thematiek is dit jaar nogal breed opgevat: Erdemci en Mossman stellen de stad – elke stad – aan ons voor als voortdurend aan verandering onderhevig, als gevolg van verschillende machten die de eveneens veranderende waarden van de maatschappij reflecteren: sociale of politieke representatieve functies, culturele productie en consumptie, toerisme en vrije tijd strijden alle om ruimte. Bovendien heeft globalisatie, aldus de curatoren, geleid tot een toenemende migratie en meer toerisme, waardoor de steden nu nog sneller transformeren dan voorheen. Winkelcentra zijn sociale ruimtes geworden, stadscentra lijken meer ingesteld op toeristen dan op de wensen van lokale bewoners. En dan is er nog het alom opduikende verschijnsel van gentrification, dat stadsdelen in rap tempo van een fris gezicht voorziet.
Het concept is wellicht iets te veel blijven steken in algemeenheden om zelfstandig te kunnen fascineren. Opvallend wel is de sfeer van maakbaarheid die deze biënnale ademt; die uit zich niet alleen in het tweede deel van de titel maar ook in een deel van de werken. Het Rotterdamse stedelijk ontwerpbureau ZUS (Zones Urbaines Sensibles) bijvoorbeeld, opgericht door Elma van Boxel en Kristian Koreman, richtte zich op een wat armere buitenwijk van Christchurch. Een openbaar parkje in die wijk was niet meer als zodanig herkenbaar doordat er een flink hek omheen was geplaatst. In hun project, Re-public Park, veranderde het hek in een tribune ‘from the top of which people can view the potential that the space has to offer’. ZUS heroverde een stukje plezierige openbare ruimte, althans voor wie van de wijkbewoners het heeft begrepen.
De Turkse Murat en Fuat Şahinler deden iets soortgelijks met de ruimte rond Christchurch Art Gallery. Zij ontwierpen een klein ‘amfitheater’ uit gras, een ideale zitkuil voor lunch of een sigaret. Het is een poging om de ruimte in het centrum van de stad wat mensvriendelijker te maken, een ‘intervention towards a healing or repairing’. Of in ieder geval probeert het duo symbolisch op mogelijkheden te wijzen die het aandeel van publiek in de stad vergroten. Wat misschien toch ook nog wat veel gevraagd is van een prettige zitplaats.
Vanzelfsprekend werken de deelnemende beeldend kunstenaars wat minder gericht op direct gebruik, nog wat symbolischer dan de urban designers. Atelier Van Lieshouts eerder beschreven Darwin representeert leven en overlevingsdrang en refereert hier aan de depopularisatie van het centrum, een regionaal probleem. Maider López (Spanje) is een van de kunstenaars die in haar werk is ingegaan op het sterk op commercie gerichte centrum van de stad. Ze trommelde een groepje vrijwilligers op om, gedurende een minuut, met verschillende objecten alle vormen van reclame die te zien zijn vanaf een bepaalde plek te verbergen. Een foto vanaf die plek sierde vervolgens een billboard aan een van de belangrijkste winkelstraten.
Toen de biennale met een week werd verlengd moest deze foto helaas al wijken voor een nieuwe advertentie. Een zelfde lot onderging Billy Apple (NZ/VS), die in een etalage van een chique warenhuis twee appels in brons en polyester toonde. A HISTORY OF THE BRAND 1962–2008 functioneert als een zelfportret; wat Apple toont is de transformatie die hij doormaakte van ‘gewoon’ kunstenaar naar registered trademark. Ook zijn interventie bleek in de laatste week niet opgewassen tegen de realiteit van naderende kerstaankopen; de etalageruit werd afgeplakt met reclame voor Chanel.
op maat gemaakt
De weg naar a new culture of space is lang, dat mag duidelijk zijn. Wat deze biënnale absoluut de moeite waard maakt zijn niet zozeer de eventuele resultaten voor de lange termijn, niet de toch abstracte alternatieven voor een meer leefbaar gebruik van publieke ruimte. Deze editie van SCAPE is vooral een biënnale van goede kunst. Het biedt een reeks van toegankelijke, prikkelende werken die voor ingewijden interessant zijn, maar ook voor een publiek zonder al te veel voorkennis over kunst.
De over het algemeen vriendelijk-kritische toon van de kunstenaars draagt bij aan de toegankelijkheid ervan. Ook het feit dat bijna alle werken voor deze plaats zijn gemaakt lijkt de drempel te verlagen. Een mooi voorbeeld is de bijdrage van lokale kunstenaar Lonnie Hutchinson. In de neo-gotische kathedraal plaatste ze een virtual reality-kijker, die het interieur transformeert tot een ruimte vol polynesische symboliek. Niet voor niets heeft ze SCAPE tot driemaal toe in haar CV staan.
Ook Tatzu Oozu (Japan) maakte een visueel spectaculair werk, dat toch, voor wie het erin wil zien, kritische inhoud biedt. Hij bouwde rond een standbeeld van James Cook een badkamer op steigers, waardoor het beeld opeens onder een douche kwam te staan. De vanaf de straat gezien wat saaie Cook kan na deze intieme ontmoeting nooit meer dezelfde zijn.
Een ander hoogtepunt is het verhaal rond Strawberry Fields Forever van Paul Johns (NZ). In 1990 was Hagley Park in Christchurch een van de 121 plekken op de wereld waar een bronzen gedenkplaat geplaatst werd, gewijd aan John Lennons ‘Strawberry Fields’. Als officiële ‘Garden of Peace’ was dit park voortaan verbonden aan het monument voor John Lennon in Central Park, NY. Johns bemerkte dat de gedenkplaat zich niet meer in het park bevond en stuitte erop in een schuurtje van de plantsoenendienst. Als onderdeel van SCAPE werd de plaat opnieuw geïnstalleerd en omringd door aardbeienplanten. Bij het project hoort een ansichtkaart waarop slechts een modderig veld te zien is; een voetnoot die lijkt te zeggen dat we nu toch in andere, minder dromerige tijden leven.
Deze laatste voorbeelden demonstreren hoe elegant de kunstenaars en curatoren zijn omgegaan met ook de reeds bestaande kunst op de straten van Christchurch. Ze voegden niet alleen kunst toe, maar hebben ‘het monument’ mede tot thema gemaakt. Mede hierdoor is deze SCAPE een scherp op maat gemaakte verzameling werken, boeiend voor de kunstliefhebber, maar vooral ook voor de mensen die er wonen. Dat er misschien niet veel verandert voor de stad op de lange duur doet daar niets aan af.
SCAPE Biennial of Art in Public Space 2008:
Wandering lines – Towards a new culture of space
‘Kunst knokt voor leefruimte’, Kunstbeeld 2, februari 2009