Voor de pegels en de props

Interview door Docus van der Made

Hoi Lynne. In 2010 won je de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek in de categorie Recensie. Hoe gaat het nu met je?

Nog altijd werk ik voor het RKD | Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, als conservator moderne en hedendaagse kunst. Voor vrijwel alles wat ik schreef heb ik de weelde aan achtergrondinformatie daar geraadpleegd. Lekker is dat: álles lezen om zo veel mogelijk te weten te komen over een kunstenaar, wat er zoal bij diens werk gedacht is, en dan een artikel proberen te schrijven dat de boel overziet. Misschien suggereer je al schrijvend wel veel meer helderheid dan er in feite is, en volledig in iemands huid kruipen schijnt niet te kunnen, problemen genoeg, maar desondanks proberen zo helder mogelijk een soort kern weer te geven vind ik heel prettig om te doen.

Verreweg de meeste tijd besteed ik nu zoals gezegd in het RKD, opdat er voor andere onderzoekers en schrijvers goed materiaal te vinden is. Met hun artikelen vullen wij onze collectie dan weer aan. Als we niet uitkijken weten we straks álles.

In je winnende recensie schreef je over een tentoonstelling bij Walden Affairs, met werk van Nishiko, Nasan Tur en Chris Burden. Je concludeerde dat de werken in de tentoonstelling je deden inzien hoeveel impact het kleine gebaar kan hebben. Had het winnen van de Prijs grote gevolgen voor jou?

Ik durf haast niet terug te lezen waarmee ik gewonnen heb. Vaak heb ik mezelf, als ik een tekst dan toch echt moest opsturen, gerustgesteld met een ‘ach, wie leest dat nou helemaal’. Terwijl je ’t natuurlijk wel schrijft om gelezen te worden en je wilt dat het zo goed mogelijk is. Maar je moet ergens stoppen, want de deadline dringt en je wordt half gek van de zelfkritiek of moet nog naar een verjaardag, enzovoorts. Een effect van zo’n prijs was dat heel veel bekenden deze recensie daadwerkelijk gelezen hadden en me erover aanspraken. Het doorgaans denkbeeldige publiek bleek te bestaan. Gelukkig had ik erg m’n best gedaan. Gepolijst tot het polijsten niet meer te zien is. Zo deed Reve het ook, dus hoe verkeerd kan dat zijn. ‘Persoonlijk’ was de opdracht, dus ik veinsde een soort spontaniteit. Zo herinner ik het me althans, maar ik ga het dus niet teruglezen. En ik neem rustig aan dat niemand dat doet.

Maar gevolgen, ja, je wordt even uitgelicht en wat je doet heeft opeens een soort keurmerk. Ik denk dat ik daar wel wat droomopdrachten aan te danken heb, zoals catalogusteksten voor het GEM. Ik weet dat het voor een redactie best lastig is om goede auteurs te vinden die niet al te druk zijn met andere dingen. De prijs helpt jonge mensen om gezien te worden.

Waarom deed je mee met de Prijs?

Voor de pegels en de props. Tja, dat is nu eenmaal wat zo’n prijs behelst. Er was toen nog geen mentorschap aan verbonden, dat had ik zeker ook interessant gevonden. Leergierigheid: dat klinkt al beter, niet?

Had je vooraf al ideeën of dromen die je kon verwezenlijken met het geldbedrag dat je uiteindelijk won?

Om me voor een al te grote teleurstelling te behoeden had ik mijn hoop op een tweede of derde prijs gevestigd. Maar ik won en dat was geweldig. Met het geld kon ik reizen, daarin laat het nuttige zich makkelijk met het aangename verenigen. Eindelijk ben ik eens naar het MoMA geweest, de beurs in Basel, Documenta…  En omdat ik ook graag iets doe voor een ander heb ik een derde aan de Belastingdienst gegeven.

Sinds 2012 heeft de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek op verschillende manieren aandacht besteed aan nieuwe ontwikkelingen en vormen in de kunstkritiek en het stimuleren daarvan. Zo was er in 2012 de categorie ‘internetkritiek’ en hebben wij in de huidige editie een open categorie voor ‘innovatieve kunstkritiek’. Hoe kijk je aan tegen nieuwe, audiovisuele en/of online ontwikkelingen in de kunstkritiek? Zie je daar zelf, of voor de kunstkritiek in het algemeen, een toekomst in?

Alles wat met zorg en verstand gebeurt juich ik toe, of dat nu essays zijn, Twitter-recensies of hoorspelen. De media passen zich aan aan hun publiek, uiteraard, dat leeft met een overvloed aan dingen die de aandacht trekken. Nu er veel meer meningen te lezen zijn dan voorheen lijkt het me zaak uit te blinken in degelijkheid – hoe aantrekkelijk je het ook verpakt. Daarbij hoop ik dat er voor analyse en diepgang een podium blijft waarbinnen teksten ook wat langer mogen zijn en zo nodig wat moeilijke woordjes mogen bevatten. En waar over niet-actuele onderwerpen geschreven mag worden.

Het lijkt me ook prachtig als tentoonstellingsmaker en recensent eens wat dichter tot elkaar kwamen. Recensies bevatten regelmatig onnodige fouten en onbegrip. Een tentoonstelling is toch altijd het resultaat van veel meer praktische bezwaren dan het publiek kan bevroeden. Als een expositieruimte daar open over kan en durft te zijn, ontstaat er waardevollere kritiek doordat deze de plank minder vaak mis slaat. En vaak is het ontstaansproces van een expositie gewoon ook interessant.

http://jongekunstkritiek.net/nieuws/voor-de-pegels-en-de-props