
De ene leegte is de andere niet
Zijn verzameling is nooit bedoeld geweest voor de buitenwereld. Maar gaandeweg was zelfs de kern ervan het huis ontgroeid en werd een expositie in een museum toch aantrekkelijk. In Museum van Bommel van Dam toont Theo Manders zijn kunstcollectie voor het eerst in het openbaar.
Theo Manders werd eerst verzamelaar (van grafiek, oude kaarten, wijn) en pas daarna liefhebber van moderne kunst. Maar beide liefdes bleken bijzonder sterk: na veertig jaar verzamelen bezit hij inmiddels honderden werken. Hij kocht vooral abstracte schilderkunst van na 1960 uit Nederland en België: werken uit de Nul-beweging, constructivistische en fundamentele kunst, minimalisme en op art. Aardig wat stromingen komen losjes samen in het eerste publieke overzicht van de collectie.
Rondlopend ontstaat snel een beeld van wat de eigenaar in die verschillende werken aantrekt. Zo wandelen we net zo goed door het hoofd van Manders als door de kunstgeschiedenis. De expositie en het fraaie bijgaande boek heten ‘Naar eenvoud en verstilling’ en dat lijkt een treffend bindend element.
De leegte van Willem van Althuis’ Zonder titel (026) uit 1975 is een andere dan die in een reliëf van Jan Schoonhoven. Van Althuis’ landschappen werden met de jaren abstracter en in dit werk is zelfs de horizon vrijwel verdwenen. Voor een Nul-kunstenaar als Schoonhoven zou ook zo’n subtiel verloop van wit naar lichtblauw nog te gekunsteld zijn geweest. Maar dat iemand voor beide valt is natuurlijk goed te begrijpen.
Wat Manders (1942) in de catalogus vertelt over een bezoek in 1984 aan de expositie van de Collectie Becht (van Agnes en Frits Becht) in het Stedelijk Museum Amsterdam sluit hierop aan: ‘Het zien van een reeks van afwisselende vormen van abstracte kunst had een enorme impact op me. Dat dit alles door één persoon bijeen was gebracht ging mijn denkvermogen aanvankelijk te boven. Het leidde later tot een diep inzicht: zó breed en toch zó gericht kun je dus verzamelen.’
Betaald met flessen En zo kan het dat een verzameling abstracte kunst ook allerlei kunst bevat die tegen het figuratieve aan schurkt. Zoals in twee litho’s van Bart van der Leck, en in de meest recente, ronduit figuratieve aankoop: Nimbus d’Aspremont (2012), een foto van Berndnaut Smilde. Smilde zocht uit hoe hij binnenshuis een wolk kon vormen die lang genoeg zou bestaan om tenminste een foto van te nemen. Hij slaagde daarin, werd opgepikt door Saatchi en de vinding werd zelfs door <<<TIME Magazine>>> geroemd als een van de ‘beste uitvindingen van 2012’. In Venlo echter, verwijderd van de (terechte) hype, hervindt het wolkje zijn eenvoud en stilte. Het bevindt zich bovendien in goed gezelschap van Henk Peeters’ 5 stroken watten uit 1962, watten die geklemd achter een laag fijn gaasdoek onmiskenbaar ‘wolkig’ zijn geworden.
En daar is JCJ Vanderheyden, die zich evenals Bart van der Leck graag bewoog tussen figuratie en abstractie. We zien zijn bekende vlakken blauw en wit – of zijn het voorstellingen van wolken of sneeuw, bezien door een vliegtuigraam?
De jarenlange vriendschap van Manders met JCJ Vanderheyden en diens vrouw maakt dat de collectie maar liefst twintig van zijn werken bevat. Vele werden betaald met flessen uit de wijncollectie van Manders, vertelt hij in de catalogus.
Mooi, hoe de groepering van negen werken die Manders samenstelde nu de uitnodigingskaart van zijn expositie siert. In de jaren tachtig en negentig componeerde Vanderheyden zelf meermaals Verzamelingen met eigen werk en dat van collega-kunstenaars. Hier hangt Manders’ groep als een verzameling binnen de verzameling. Met daarbinnen dan weer enkele van Vanderheydens werkjes met dambordpatroon, een motief dat voor de vorig jaar overleden kunstenaar gestaan zou hebben voor een veelheid of verzameling in het algemeen.
Expressieve zwarte vegen Passend als boegbeeld voor deze expositie is Vanderheyden ook nog eens omdat hij niet alleen zwenkte tussen figuratie en abstractie maar ook in hoe hij dit neerzette: nu eens met scherpe lijnen om vlakken van elkaar te scheiden, dan weer losjes met zichtbare schilderstreken.
Ook de collectie gaat vrijelijk van de strakke geometrie van Amédée Cortier naar – vooral bij de vroege aankopen – de onverhulde kwaststreken van bijvoorbeeld Theo Wolvecamp, die met kracht expressieve zwarte vegen op het doek zette. Of de verfstreken van Marthe Wéry, enkele decennia later, van wie momenteel ook een expositie te zien is bij Slewe Gallery in Amsterdam.
Haar zichtbare verfstreken zijn, mee met de tijdgeest van de jaren zeventig en tachtig, doorgaans eerder analytisch opgevat dan expressief: een studie naar de elementaire onderdelen van de schilderkunst (zoals drager, verf, kleur). Toch zou ook uit wat ze heeft geschreven over haar werk blijken dat ze zich verbonden voelde met de spiritualiteit van bijvoorbeeld Barnett Newman. Wie nu naar de werken van Wéry kijkt, de sensueel druipende verf en diepe kleuren, hoeft daar eigenlijk niet aan herinnerd te worden.
‘Collectie Manders – Naar eenvoud en verstilling, 27 jan. t/m 20 mei 2013, Museum van Bommel van Dam, Deken van Oppensingel 6, Venlo, www.vanbommelvandam.nl
‘Michael Jacklin, Marthe Wéry’, 23 feb.t/m 30 mrt. 2013, Slewe Gallery, Kerkstraat 105a, Amsterdam, www.slewe.nl